Elk jaar stuurt de gemeente een belastingaanslag naar eigenaren van woningen of panden. Hierin wordt de waarde van een pand bepaald op basis van verkoopprijzen van gelijkwaardige woningen of panden. Een eigenaar kan bezwaar aantekenen tegen de vastgestelde waarde (WOZ). Vaak wordt hier een zogenaamd no-cure-no-pay bureau (NCNP) voor ingeschakeld. Als niet binnen de twee jaar een uitspraak is, moet er een schadevergoeding betaald worden. De gemeente vindt dit onterecht en stapte naar de rechter.
De bezwaarmaker die het bureau inschakelde kreeg gelijk dat de vastgestelde waarde te hoog was. In een dergelijk geval moet de gemeente het bedrag corrigeren en proceskosten vergoeden. In dit geval was er ook sprake zijn van immateriële schade. Als een bezwaar is ingediend, moet de gemeente binnen 6 maanden hierover oordelen. Als de bezwaarmaker het niet eens is met de gemeentelijke beslissing, kan deze naar de rechter stappen. De rechter moet dan binnen 1,5 jaar een uitspraak doen. Doordat er veel bezwaren zijn, lukt het vaak niet dat een rechter binnen 2 jaar na indienen van een bezwaar een beluit kan nemen. Dan kan er een schade worden toegekend van € 500 voor immateriële schade (zoals spanning of frustratie) bij de bezwaarmaker, zelfs als deze aangeeft dat er geen immateriële schade is.
De gemeente is het niet eens met een immateriële schadevergoeding als deze er niet is. Gemeente liet het gerechtshof in Den Bosch hier een uitspraak over doen en die gaf aan dat het niet uitmaakte of de schade er wel of niet is, ze acht de mogelijkheid van aanwezigheid van immateriële schade voldoende voor het toekennen van de schade.
De gemeente wil nu in cassatie gaan bij de Hoge Raad om principe uitspraak te krijgen die kan dienen als jurisprudentie. De gemeenteraad moet wel instemmen met deze stap. Als er geen cassatie wordt ingediend, moet de gemeente € 500 betalen. Als ze wel in cassatie gaat, dan kunnen de extra kosten oplopen tot € 1814.